Ludo Onzea
Ludo Onzea

Ludo Onzea,

een te kort leven in de kunst

Op de Tweede Wereldoorlog volgde een artistieke euforie die slechts getemperd werd door de onrust verwekt door de koude oorlog. In die sfeer studeerde Ludo Onzea nog tijdens en onmiddellijk na de oorlog aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten bij de docenten Vic Dolphijn, een fijnschilder, F. Rottie, en bij directeur Isidoor Opsomer, die faam verwierf door zijn portretten. Maar vooral zijn studies aan de Nationale Hogere School voor Bouwkunst en Visuele Kunsten (Ter Kameren) te Brussel zouden zijn verder leven beïnvloeden. Ter Kameren was in de traditie van het Bauhaus opgericht door Henry van de Velde. Ludo Onzea volgde er in de jaren 1947-1948 de cyclus "publiciteitstekenen en boekverzorging", onder de leiding van Joris Minne, een lid van de groep "De Vijf', die tot de hernieuwing van de Europese houtsnijkunst bijdroeg. Joris Minne, met wie ik in de vroege jaren zeventig heb samengewerkt voor de organisatie van memorabele "Dagen van de Plastische Kunst", heeft steeds het belang van de tekenkunst centraal gesteld, ook bij zijn studenten.

Eind jaren veertig - jaren vijftig was ook de periode van de kunstenaars­groepen die tot stand kwamen om de artiesten de mogelijkheid te geven zich te uiten door de organisatie van tentoonstellingen en de uitgave van tijdschriften en catalogi. Zo ontstonden de groep COBRA, met onder meer Pierre Alechinsky, ook een oud-student van Ter Kameren, de groep Jeune Peinture Belge, de abstracte groepen Art Abstrait, Formes en Art Construit, de groep G58 Hessenhuis met onder meer Pol Mara en Mark Claus, respectievelijk een buurman en goede vriend van Ludo Onzea, en de Nieuwe Vlaamse School met onder meer diezelfde Mark Claus.

Het is dan ook niet verwonderlijk dat Ludo Onzea lid zal worden van de groep Graphisme 50, opgericht door de graficus-uitgever Lode Opdebeeck, ter promotie van de grafische kunsten, en vooral gericht naar oud-studenten van Ter Kameren. De groep heeft in de periode 1950-1957 vijf nummers uitgebracht van het gelijknamig tijdschrift. Aan vier ervan heeft Ludo Onzea meegewerkt. Ook belangrijke essayisten hebben erin geparticipeerd: onder anderen Frank Van den Wijngaert, Louis Lebeer, Dr. August Corbet en Paul Fierens. Drie tentoonstellingen werden gerealiseerd: in de Koninklijke Bibliotheek te Brussel, in de Antwerpse galerie Archi d'Art en in het Gentse Museum voor Decoratieve Kunsten. In alle drie de expo's was werk van Ludo Onzea. In Antwerpen ook van Pierre Alechinsky en in Gent van Guy Van den Bulcke.

Naast de kunstenaarsgroepen waren er ook de private initiatieven. Zo exposeerde Ludo Onzea in Gard Sivik, het historische jazzcafé van Herman Denkens op de Antwerpse Stadswaag.

Zijn opleiding in Ter Kameren heeft hem ook geleid naar de toegepaste kunsten: animatietekenen in de Studio Ray Goossens, werk voor de toenmalige B.R.T. of andere openbare instanties, reclametekenen, boekontwerpen …
Die combinatie was ook een typisch kenmerk van de jaren vijftig. In zijn eigen beeldend werk zien we zowel de figuratieve en abstraherende tendensen als de abstracte kunst verschijnen. Het is de verdienste van Wilfried Onzea, de broer van de kunstenaar, om een zoektocht te ondernemen naar het oeuvre van een verdienstelijk artiest, die een bijdrage heeft geleverd aan de ontwikkeling van de kunst in Vlaanderen.

Ernest Van Buynder, voorzitter van de Vrienden van het MuHKA.